Het was even afwachten hoeveel mensen er aanwezig zouden zijn bij de jaarlijkse herdenking in het Indiëplantsoen. Maar net als in voorgaande jaren, met uitzondering van vorig jaar toen er door de strenge coronamaatregelen een beperkt aantal genodigden aanwezig kon zijn, waren er weer ruim honderd mensen die stilstonden bij de twee monumenten die in het plantsoen staan. Het ene monument voor de slachtoffers van de Japanse interneringskampen en de ander voor de zes Hardenbergse jongens die hun leven verloren in het voormalig Nederlands Indië. Stipt om half acht begon de drieëntwintigste herdenking alweer, zoals de voorzitter in zijn toespraak aangaf. Hij riep de kinderen en kleinkinderen van de veteranen en diegenen die de Japanse interneringen hebben mee gemaakt op om te luisteren en zo nodig te vragen naar de verhalen om de herinneringen levend te houden. Namens de kampslachtoffers sprak de heer van der Ree. Hij vertelde het verhaal van zijn ouders en hoe zij elkaar slechts de helft van hun dertienjarige huwelijk hadden gezien. En de andere helft gescheiden waren door het leven in de kampen. Hij noemde zijn verhaal vooral een hommage aan de moeders in de kampen. Na de toespraken was er een plechtige twee minuten stilte gevolgd door een, uit volle borst, mee gezongen Wilhelmus. De monumenten veranderde hierna in een hoopvolle bloemenpracht door de vele bloemstukken en kransen die door velen waren neergelegd. Al met al kan het bestuur terug kijken op een goede herdenking met een boven verwachting grote belangstelling gezien de huidige omstandigheden.